01 October 2012

Vergeten versvorm: germaans stafrijm


Bij het woord 'rijm' denken de meesten automatisch aan 'eindrijm', alsof dat de enige vorm is. Dat is natuurlijk niet het geval, en wij zullen het hier hebben over een dichtvorm dat al veel langer bestaat: 'germaans rijm' of 'stafrijm'. In hun eenvoudigste gedaante zijn de regels als volgt:

1. een vers bestaat uit: beginvers met twee heffingen (beklemtoonde lettergrepen) - cesuur - eindvers met twee heffingen
2. de derde heffing allitereert met minstens één van de eerste twee, en niet met de vierde
3. allitereren = gelijkluidende beginmedeklinkers of (al dan niet gelijke) beginklinkers.

(Meer en degelijker: hier.) Eén vers kan in twee korte regels geschreven worden, afgebroken bij de cesuur. Allitererende klinkers zijn bij voorkeur verschillende klinkers, maar mogen dus ook gelijk zijn.

Germaans stafdicht sluit nauw aan bij gedeclameerd proza, althans in een taal met sterke klemtonen. Het is ook mnemotechnisch veel sterker dan eindrijm, want om een vers te onthouden heeft men eigenlijk niets aan rijmende eindklanken.

Twee allitererende woorden ('De Kleppende Klipper' en vele andere lullige titels van Suske en Wiske) vormen geen vers, en zijn dus bij definitie geen stafrijm. Dat is nog minder het geval met mijn titel 'Vergeten versvorm' die niet eens allitereert. Het gaat immers niet om de beginletters maar om de klemtonen: ver-GE-ten VERS-vorm. (Deze dichtvorm is dus niet weggelegd voor de VRT-nieuwslezers met hun voorliefde voor kunstmatige klem-TO-nen type Luft-HAN-sa.)

De monumentale regel van Verschaeve

Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand

moeten we helaas ook diskwalificeren. Er zijn wel twee halve verzen gescheiden door een cesuur, en elk half vers heeft twee allitererende heffingen (LIG LIJ / ZA ZAND) maar de derde heffing allitereert met geen van de eerste twee (fout), en wél met de vierde (ook fout). Volgende keer beter, Cyriel!

Jaap Bakker schrijft in zijn Rijmwijzer, blz. 49:  

"Echte stafrijmende verzen zijn de laatste duizend jaar nauwelijks meer gemaakt. Een van de weinige 'recente' navolgingen, die we dan ook in ieder literatuurboek terugvinden, is het drama Starkadd van Alfred Hegenscheidt:

Er barst uit mijn binnenst een bittere zang
En vlijmend doorflitst mij een vliegende vlam
Wanneer ik denk aan u, o Froth..."

Van de geciteerde regels is de eerste (BARST BIN // BIT ZANG) inderdaad volmaakt, maar de tweede (VLIJ FLITST // VLIE VLAM) niet, want VLIE allitereert met VLAM. De derde heeft zelfs niets met stafdicht meer te maken, want men kan niet eens van een vers na de cesuur spreken. Nieuwsgierig naar het vervolg heb ik € 6,00 geïnvesteerd, waarvoor ik in het Poëziecentrum van Gent een exemplaar van Starkadd gekocht heb, met de Gedichten van Prosper van Langendonck als bonus.



Voor de doler dorstig naar stafdicht viel het eerlijk gezegd wat tegen, want stafrijmen volgens de regels van de kunst komen er maar sporadisch in voor. De citaten van Bakker zijn atypisch omdat ze komen uit een passage waarin Starkadd, binnen het drama dus, een epische zang aanheft die met het citaat begint. (Blz. 290-292 in mijn uitgave.) Dit gezegd zijnde, vele verzen van die bepaalde zang zijn inderdaad volmaakt stafdicht, naast andere die het maar half, of helemaal niet, zijn. De meest voorkomende overtreding lijkt mij te zijn, dat er meer alliteraties staan dan toegelaten. Dat mogen er dus hoogstens drie zijn, als —wat niet hoeft— de derde heffing allitereert met de eerste én de tweede. 

Aan overdadige alliteratie bezondigt zich ook Richard Wagner, die behalve een groot componist ook een voortreffelijk dichter was (een combinatie die zelden voorkomt). Zijn Walküre begint met 

Weß Herd dies auch sei, hier muß ich rasten

Perfect. Twee halve verzen gescheiden door een cesuur, beklemtoonde lettergrepen HERD SEI // HIER RAS met de juiste alliteraties. Vaak echter loopt het mis, meestal door overdaad: te veel heffingen en/of te veel alliteraties. 

Voorbeelden van perfect Engels stafrijm vindt men op het prachtige blog Taaldacht. Het kan niet verbazen dat we in die context de gezegende naam van J.R.R. Tolkien (zie ook hier) ontmoeten, die in het genre excelleerde. In zijn Ring komt het volgende stafdicht voor (p. 517 in The Lord of the Rings, HarperCollinsPublishers 2007) :

Arise now, arise, Riders of Théoden!
Dire deeds awake, dark is it eastward.
Let horse be bridled, horn be sounded!
Forth Eorlingas!

(De vierde regel is te kort, maar Tolkien heeft zelf erkend dat zijn hele boek van 600000 woorden één groot tekort heeft: it is too short.) De Nederlandse vertaler Max Schuchart heeft de stafrijmen helaas verloren laten gaan, want hij vertaalt (In de Ban van de Ring, Het Spectrum 1997, blz.624)

Sta op nu, sta op, Ruiters van Theóden!
Dappere daden, ontwaak, donker is het oostwaarts.
Breidel de paarden, steek de hoorn!
Op weg, Eorlingas! 

Met geringe moeite had hij de stafrijmen kunnen behouden, bijvoorbeeld als

Rijs nu, verrijs nu, Ruiters van Theóden!
Dappere daden wekt, donker is ‘t oostwaarts.
Breidel de paarden, blaas op de hoorn!
Op weg, Eorlingas!

Kasper "Taaldacht" Nijsen heeft mijn amateurproef vakkundig opgewaardeerd tot

Verrijs nu, verrijs, ruiters van Théoden!
Vege daden ontwaken, donker is ‘t Oosten.
Breidel de paarden, blaas de hoornen!
Voort Eorlingas!

Het zal opvallen dat de meeste voorbeelden van stafdicht, oud en nieuw, episch van aard zijn. Het wachten is op een vakkundig dichter (type Drs. P) die het genre wat lyrischer of lichter maakt. Om in stijl te besluiten (tevens het eerste voorbeeld met alliterende klinkers):

Daarom nu met ijver, komaan, aan het werk!

P.S. Van klemtonen gesproken: het is wel degelijk TOL-kien, met de klemtoon vooraan, zoals het hoort bij een Duitse naam.
.
Toevoeging (8 oktober 2012). Vandaag pas heb ik mij gerealiseerd dat Ulysses van James Joyce ook (nep)stafrijmen bevat. Ik trof ze aan in Oxen of the Sun, een episode waarvan de stijl continu verandert, de evolutie van het Engels doorheen de tijden volgend. In volgorde citeer ik

In woman's womb word is made flesh

Let the lewd with faith and fervour worship

With will will we withstand, withsay

In Horne's house rest should reign

Loud at left Thor thundered:
in anger awful the hammerhurler.
Came now the storm that hist his heart. 


Joyce een beetje kennende: het zal wel geen toeval zijn dat enkel het eerste van de reeks deugdelijk stafrijm is. In de nieuwste vertaling, Ulixes, hebben Bindervoet en Henkes de hele episode zowaar omgezet in een Nederlands dat eveneens zijn historische evolutie volgt! Het volmaakte stafrijm hebben zij vreemd genoeg verloren laten gaan (in de vrouwenschoot wordt het woord vlees gemaakt), de andere behouden wél hun uitzicht van stafdicht. Hun mooiste exemplaar is: In Hornes huizinge heerse rust (HOR HUI // HEER RUST).

Toevoeging (22 mei 2015). In Het verhaal van een taal (Jan de Vries, Roland Willemyns en Peter Burger, Prometheus Amsterdam 2003) vinden we op blz. 16
Germaanse dichters maakten gebruik van die accentuering van de eerste lettergreep in de vorm van alliteratie of stafrijm. Drie van de vier beklemtoonde lettergrepen in een versregel beginnen met dezelfde klank en maken zo de regel tot een hecht geheel: 'Stafrijmen zijn gelijk Stapstenen, waarop men Steunt met de Stemme' (Gezelle).
Hoho! De definitie lijkt te zeggen dat het volstaat dat minstens drie van de vier heffingen allitereren, maar zo eenvoudig is het niet, zie hoger. En Gezelle met zijn vier allitererende heffingen valt, net als Verschaeve met zijn twee keer twee, buiten de correcte definitie.

*