01 June 2012

Een bladzijde Bomans (Groots tweegevecht)

Uit

Groots tweegevecht
Man tegen man

(Werken V, blz. 466-467. Oorspronkelijk in Elseviers Weekblad van 15 en 22 augustus 1953.)

Na aanhoudende wrijving, en zelfs een proces, tussen Thackeray en een stroman van Dickens:

Alle verkeer tussen beide mannen hield op, zelfs geen knikje verried dat zij elkander herkenden. Het is Thackeray geweest, die, vlak voor zijn dood, de hand der verzoening heeft uitgestoken. Het was ruim vijf jaar later, in de winter van 1863. Thackeray stond in de vestibule van de Athenaeum Club met iemand te praten, toen Dickens hem op weg naar boven zonder een groet passeerde. Juist toen Dickens zijn voet op de eerste tree had, draaide Thackeray zich om en stak zijn hand uit. ‘Het is tijd dat we aan deze dwaze toestand een eind maken,’ zei hij, ‘kom, geef me je hand.’ Dickens stond een ogenblik als door de bliksem getroffen. Toen gaf hij hem niet één, maar zijn beide handen.Thackeray keerde ontroerd naar zijn kennis terug en zei: 'I love the man, and I could not resist the temptation.'
    Een week later las Dickens op een station, dat Thackeray dood was. Hij leunde tegen de muur en bleef zo staan. De jonge tekenaar Marcus Stone, die hem daar zag, liep op hem toe en zei: ‘Ik begrijp, dat u dit diep moet treffen, meneer Dickens. Want u stond beiden op gespannen voet en nu is het te laat, om het nog goed te maken.’ Dickens sloeg zijn ogen op, als ontwaakte hij uit een diepe droom. ‘Mijn jongen,’ zei hij ernstig, ‘ik was bezig God te danken, dat wij als vrienden gescheiden zijn.’